Het is een noodzakelijk kwaad, een levensles, een ontgroeningsritueel. Zoals primitieve stammen hun kinderen rond de pubertijd het bos insturen om daar een periode alleen te overleven, zelf eten te zoeken en wilde dieren te bekampen, zo heb ik mijn zonen deze zomer onderworpen aan dat overgangsritueel dat in onze cultuur gebruikelijk is: een vakantiejob. Ik heb mijn welpen alleen en onbeschermd het wilde werkwoud ingestuurd en ze blootgesteld aan alle gevaren en risico’s die dat met zich meebrengt: van scheldende bazen tot noodlottige arbeidsongevallen, van pestende collega’s tot stressklachten en burn-out. Zoals verwacht kloegen ze wel eens na een zware werkdag. Ze vertelden hoe lastig het was, dat ze rugpijn hadden en zere voeten… Elke keer sprak ik hen moed in en zei dat ik ongelooflijk trots was. En heel af en toe liet ik me iets ontvallen over mijn vakantiejob van lang geleden, al vermoed ik dat ze mij niet geloofden en er zeker van waren dat ik overdreef.
Als ik er ‘s morgens om vijf uur aankwam, hoorde ik de varkens al gillen. Het waren de laatste doodskreten van beestjes die hun einde voelden naderen. Even later zouden ze door mijn handen passeren in de vorm van hamburgers en worsten op een piepschuimschaaltje… Ik was 18 en deed vakantiejob in een slachthuis.
Het was midden in de zomer, maar ik droeg steevast een dikke pull. Om het vlees vers te houden, werkten we in een gekoeld steriel magazijn. Onze werktenue bestond uit een stofjas, een plastieken schort, een haarnetje en twee paar handschoenen: witte katoenen tegen de koude met daarover blauwe plastieken voor de hygiëne. En zo stonden we de hele dag vlees te verpakken voor de supermarkten… De werkdag eindigde pas als alle varkens op waren. Op het einde rolden ze nog grote metalen kuipen bloed binnen, vers varkensbloed voor de bloedworst. Dat was het laatste werkje voor we naar huis konden. Eindeloze slierten glibberige donkere worsten tot kleinere pensen draaien zodat ze in een pan pasten. In tegenstelling tot al de andere vleeswaren die we hadden verwerkt, waren deze warm, maar een soort warmte die ik niet aangenaam vond. Het voelde als de restwarmte van de daarnet nog levende varkens. Ik heb het volgehouden, een maand lang, maar heb een aversie ontwikkeld voor de geur van slagers en rauw vlees. Wekenlang heb ik geen vlees meer gegeten en om eerlijk te zijn, krijg ik nog altijd tranen in mijn ogen als ik zo’n vrachtwagen vol varkentjes voorbijsteek en tussen de spijlen van de laadbak van die nieuwsgierige varkenssnuitjes zie.
Een vriendin van mij had meer geluk met haar job, vond ik. Zij werkte aan de kust, logeerde daar op een appartementje en werkte overdag in een ijssalon waar ze ook warme wafels verkochten. Heerlijk toch? Wat een contrast met mijn stinkende vriescel met dode varkens. Zij keek tenminste uit op de zee, op lachende gezichten van blije toeristen en het was er zalig zomers warm. Not! Hoe idyllisch haar job ook leek in mijn ogen. Zij bleek dan weer nachtmerries te hebben over die wafels. Elke nacht herbeleefde ze de stress die ze had wanneer dat deeg bleef plakken aan het wafelijzer met als resultaat een mislukte wafel, ontevreden klanten en gedonder van haar bazin…
Toch heb ik nooit spijt gehad van die deprimerende vakantiejob. Ik leerde dat er mensen waren die dit soort werk hun hele leven deden. Ze stonden elke dag naast mij en leken er echt plezier in te hebben. Hoe hielden zij dit vol? Ze lachten met jobstudenten zoals ik, wanneer ik met mijn verkleumde vingers een plateau worsten liet vallen of toen ik de rolpoort van de vriescel op mijn kop kreeg die onverhoeds naar beneden donderde. Op één of andere manier onderging ik het allemaal zonder veel erg. In mijn jeugdige naïviteit was ik zelfs zo hautain te denken dat ik beter was dan hen, beter dan zij die daar elke dag werkten. Want ik, ik had een groter doel in mijn leven dan bloedworsten draaien, ik zou gaan studeren!
Nu, zoveel jaren later weet ik wel beter. En die levensdoelen… die klinken altijd veel grootser dan ze ooit kunnen worden, ze vervagen als de wasem van je adem op een raam. Misschien is het grootste doel in het leven veel eenvoudiger: plezier zoeken in wat je doet, dankbaar zijn voor de kansen die je krijgt en tevreden zijn met de keuzes die je maakt. Eigenlijk besef ik het nu pas, maar de belangrijkste levensles kreeg ik daar van die mensen die daar elke dag naast mij stonden. Dat uitgesteld inzicht komt zomaar ineens tevoorschijn piepen als een varkenssnuitje tussen de spijlen van een hok.
Ontdek meer van Vleermuys
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Heel herkenbaar Iris! Ik werkte oa in een groentenfabriek, triage van groenten vers van het veld, we moesten er de dode padden edm uithalen. Een koude en natte omgeving, zelfs in hoogzomer. En in ploeg, ene week om 05u30 starten, de week erop om 13u30, de hel. Maar de mensen daar, die dag in dag uit daar werkten, leken al bij al nog gelukkig. Later bleek mijn bureaujob toch ook niet altijd veel geluk te brengen. Zo zie je maar…
LikeGeliked door 1 persoon
Ja leuke blog, zo herkenbaar, ik deed mijn vakantie job in de “HORECA “. Ben daar echt volwassen geworden
LikeGeliked door 1 persoon
Heel mooi neergeschreven,wat er ook allemaal speelt in ons leven!supermooi
LikeGeliked door 1 persoon
Ja jong zijn hee we maken het allemaal mee
LikeGeliked door 1 persoon
Dat is een tekst die blijft hangen, Iris!
LikeGeliked door 1 persoon
Om stil van te worden…
LikeGeliked door 1 persoon
Je hebt de zin van een vakantiejob perfect omschreven. Je deed het niet enkel voor de centen maar ook voor het opladen van de motivatie. Zonder twijfel begon je het nieuwe akademiejaar met heel wat meer goesting dan zij die een zomer lang in de zon lagen te bakken.
LikeGeliked door 1 persoon
Prachtig!
Belevenissen op je 18e zijn tekenend voor de rest van je leven maar dat besef je op het moment helemaal niet…
LikeGeliked door 1 persoon